Jeugdhulp: Krimp als kans
Over de moed om los te laten (10 min leestijd)
Sinds 2015 regelen gemeenten de jeugdhulp. Maar de kosten blijven stijgen, net zoals daarvoor. In de 42 jeugdregio’s zijn veel plannen gemaakt om de jeugdhulp te “normaliseren” en goedkoper te maken. Toch groeit de hoeveelheid hulp en worden de kosten steeds hoger. De plannen helpen niet. We hebben daarom meer durf en duidelijkheid nodig om te voorkomen dat we verder verdwalen.
1. De paradox van krimp
In vijftig jaar tijd is het aantal jeugdigen in de leeftijdsgroep 0-tot-18 in Nederland sterk gedaald. In 1970 waren jeugdigen 32% van de bevolking, in 2020 nog maar 19%. Er zijn dus minder jeugdigen, in aantallen én in verhouding. En toch groeit de sector jeugdhulp. Terwijl er minder jeugdigen zijn, komen er meer trajecten, meer doorverwijzingen en meer hulpverleners. We hebben minder jeugd, maar meer zorgen.
De kosten blijven stijgen, ook al roepen gemeenten al jaren dat het omlaag moet. De waarschuwing is zo vaak herhaald dat niemand het meer écht hoort. Die stijgende kosten zijn geen gevolg van demografie, maar van cultuur. We leven in een cultuur waarin we de maatschappij als complex ervaren, een cultuur die onzekerheid voedt (zeker bij jeugdigen) en het construct van ‘de gemeenschap’ uitholt. We zijn gaan denken dat elk probleem, elke twijfel en elk ongemak hulp nodig heeft, die geïnstitutionaliseerd georganiseerd is. Ouders durven zelf minder, scholen twijfelen meer, en gemeenten laten moeilijk los.
En net als het aantal jeugdigen gekrompen is zal ook de jeugdhulp moeten krimpen. Een vervelende bijkomstigheid is dat het idee van krimpen zo’n negatieve lading heeft. Denken over krimp laat echter zien dat we teveel systeem hebben en te weinig samenleving.
2. De mythe van oneindige groei
Laten we eerst dat begrip krimpen nader onder de loep nemen. Krimp is het tegenovergestelde van groei. We leven nog steeds met het idee dat alles moet groeien: economie, zorg en welzijn. Groei lijkt gelijk te staan aan vooruitgang. Stilstand voelt als achteruitgang. Maar wat als groei geen verbetering meer is, maar een probleem? Wat als we niet te weinig jeugdhulp hebben, maar juist te veel?
De jeugdhulp is een spiegel van onze samenleving. Het systeem is goed bedoeld, maar overbelast. We blijven uitbreiden: meer indicaties, meer aanbieders, meer trajecten. Groei werd een doel op zich. Net zoals de aarde lijdt onder economische groei, lijdt de jeugdhulp onder hulpgroei. We willen niet erkennen dat genoeg soms genoeg is.
Het probleem is niet dat de jeugdhulp te klein is, te weinig is, maar dat ze te groot, te veel is geworden voor onze samenleving. Hulp is niet langer het laatste redmiddel, maar de eerste reflex bij ongemak. Dat werkt niet.
Gemeenten raken uitgeput door hoge kosten en veel regels. We steken steeds meer geld in hulp die vaak weinig oplost. We noemen dat zorgplicht, maar het lijkt steeds meer op een automatische reflex om áltijd hulp in te zetten.
We hebben jeugdhulp verward met het idee om te groeien naar een soort van hogere beschaving: alsof professionele hulp altijd beter is. Maar dat is niet zo. De groei van jeugdhulp laat juist zien dat we gewone, dagelijkse opvoedproblemen niet meer normaal vinden.
Niet alles hoeft een dossier te worden. Soms heeft een kind gewoon tijd nodig, of steun van iemand in de buurt. We moeten leren om te krimpen en het gewone leven opnieuw te waarderen: niet elk verdriet vraagt om een hulpverlener.
3. De bestuurlijke uitdaging
De financiële grenzen bij gemeenten worden zichtbaar. Sommige gemeenten geven één op de vier euro’s uit aan jeugdhulp. En dan komt ook het ravijnjaar er nog aan, waarbij de gemeenten minder geld van de Rijksoverheid krijgen. Maar het echte probleem is niet het geld. Het probleem is dat we geen grenzen durven stellen. We durven geen “nee” te zeggen. Het begrip krimp is een heel ongemakkelijk woord. Zeker als het tot beleid wordt. We denken dat krimp betekent dat je mensen laat vallen.
Maar misschien is het omgekeerde juist waar: niet krimpen betekent dat we (jeugdigen en diens ouders/verzorgers) onze eigen verantwoordelijkheid steeds verder verliezen. Niet elk probleem hoort thuis in de jeugdhulp. Ouders, scholen en buurtgenoten kunnen veel zelf. Gemeenten moeten de moed hebben om verwachtingen bij te stellen. Ouders, leraren en vooral de jeugdigen zelf moeten weer in hun eigen kracht gezet worden. Pas dan kan jeugdhulp weer doen waarvoor het bedoeld is: helpen in uitzonderlijke situaties.
Beleid van gemeenten richt zich vaak op “preventie”, maar dat wordt meestal ingevuld met nieuwe programma’s. Echte preventie zit daar niet in. Echte preventie is: een samenleving waarin mensen elkaar kennen en helpen. Waar ontmoetingsplekken zijn en waar vrijwilligers en buurtinitiatieven de ruimte krijgen. Hoe sterker de sociale samenhang, hoe minder jeugdhulp nodig is. Gemeenten die bewoners zien als partners in plaats van als klanten, zien de vraag naar hulp vanzelf dalen.
Jeugdhulp krimpen vraagt niet meer geld, maar een andere manier van denken en werken. Van systeem naar mens, van zorg naar gemeenschap. Goed bestuur betekent niet “meer regelen”, maar juist durven loslaten. Gemeenten moeten leren om grenzen te stellen en te vertrouwen op inwoners en hun omgeving.
Dat vraagt om een nieuw denken:
- Werk samen als één sociale gemeenschap, zonder schotten.
- Aanbieders worden niet beloond voor meer trajecten, maar voor minder afhankelijkheid.
- Succes is niet hoeveel hulp we geven, maar hoeveel mensen zonder hulp of met andere hulp verder kunnen.
4. De moed tot minder
Krimp voelt vaak als verlies. Maar minder kan juist ruimte scheppen: ruimte voor eenvoud, voor zelfstandigheid, voor nabijheid. Gemeenten moeten stoppen met alleen tekorten managen en opnieuw kijken naar wat een gemeenschap nodig heeft om sterk te blijven.
Dat betekent:
- Denk vanuit de toekomst: wat is duurzaam?
- Zie jeugdhulp als tijdelijk, en de samenleving als blijvend.
- Investeer in sociale infrastructuur zoals we dat doen in natuur: onderhoud en herstel.
Krimp is geen bezuiniging, maar een manier om menselijkheid en gemeenschap te versterken. We moeten af van het idee dat groei altijd goed is. “Genoeg” is geen zwakte, maar kracht. De samenleving kan het “teveel” niet meer dragen. Krimp betekent: kiezen voor evenwicht, kiezen voor rust, kiezen voor redelijkheid.
Bestuurders moeten durven zeggen: “Dit is de grens van de hulp die we je kunnen bieden, vanaf hier moeten jullie (jeugdigen en ouders/verzorgers) het zelf oplossen. Vertrouw op je eigen kracht en je eigen netwerk”.
Jeugdigen en diens ouders/verzorgers moeten dan durven antwoorden: “Dank voor de geboden hulp, die is genoeg om ons weer op weg te helpen, vanaf hier lossen we het zelf op”.
Krimp als nieuw begin
Krimp is geen ramp. Het is een kans om volwassen te worden als samenleving. We kunnen doorgaan met meer hulp voor minder jongeren, of we kunnen weer leren samen leven. Krimp in de jeugdhulp is niet het einde van zorg, maar een initiatief tot een duurzame samenleving. Krimp is geen verlies, maar een kans op herstel.
De keuze is simpel en tegelijk groot:
Blijven we een samenleving van dossiers, of worden we een samenleving van mensen?
Het antwoord bepaalt de toekomst van de jeugdhulp — en van onze samenleving.
Rob van Renen







